Blauw zwaailicht
Annemarie nodige me uit voor een bakkie koffie. Ze woont vier huizen naast mijn kantoor in de Kruidenbuurt en omdat ik haar stoep sneeuwvrij gemaakt had, had ik een kopje koffie verdiend.
Binnengekomen zag ik dat haar kamer voor de helft in beslag genomen werd met een hoog-laagbed. Ze strompelde voor me uit en bod me een plaats aan op een gammel krukje. Op tafel lag een buil shag en stond een koffie al te dampen.
“Ja die namaaksenseo-pads die haal ik altijd bij de Aldi, ik wil me toch even verwennen met lekkere koffie”. Zonder dat ik erom hoefde te vragen vertelde Annemarie haar levensverhaal en hoe ze uiteindelijk hier in dit hoog-laagbed belandde.
Alleenstaande moeder, zoon beroepsmilitair, moeilijke dochter van 19, altijd verzorgende geweest bij verpleegtehuis, totdat ja totdat ze met haar fiets viel en haar heup brak.
Naast haar shagbuil lag allerlei post. Ik vroeg of ze haar administratie goed op orde had, wetend dat er net een pilot gestart is in de buurt om mensen hierbij te helpen.
Ze draaide zich om en greep naast haar bed een plastic zak en daar zaten, gebundeld met elastiekjes enveloppen van allerlei instellingen.
Demonstratief legde ze die op tafel en bij iedere instelling vertelde ze er iets bij.
“Hier da’s van de woningcorporatie, dat is een aardige vent.”
“Hier dat van het Begeleid wonen project van mijn dochter, die mensen hebben nooit tijd zijn altijd te laat en doen soms niet een hun jas niet eens uit.
Hier dat is van de Arbo-arts. dat is zo’n rare kwibus, volgens mij maakt die het hem helemaal niets uit of ik nog beter wordt. En den deze is van de schuldhulpverlening. Tjonge daar voel ik me toch altijd zo’n nummer, maar da’s ook wel te begrijpen want daar is het druk zeg. En ik heb al drie keer een andere consulent gehad, da’s erg vermoeiend. En ook sjieke mensen die zie je daar.
En dit is van de sociale dienst want ik heb voor al deze ziektekosten maar een bijzondere bijstand aangevraagd. Die krijg ik niet want ik heb nog net teveel ziektewet.
Dit zijn alle paperassen van ons Pap toen die overleed.”
In enkele tellen legde Annemarie het hele steunsysteem dat haar omringde bloot. En bij ieder enveloppe karakteriseerde zij de instelling.
Ik vroeg: ”Helpt het nou al die mensen om je heen die je voor je klaar staan”.
Annemarie moest even denken. “Ik ken al die mensen al jaren, maar nu je het vraagt, ik schiet er eigenlijk maar weinig mee op. Soms ligt dat ook aan mij zelf, maar toch vaak ligt dat aan die ander. Dan heb eens een goeie en die is er dan een paar maanden niet meer. En er zitten ook van die pennenlikkers bij. Het lijkt wel of ze blij zijn dat ik hullie patiënt ben. Dan verdienen zij nog iets. Soms krabbel ik op en soms zak ik weer weg. Dat gaat al 10 jaar zo.”
Even was het stil tot zei Annemarie:
“Weet je wie goed helpen, dat zijn die mensen van het ziekenhuis en die van de begrafenis. Toen ons Pap hier in elkaar zakte tot was er binnen 5 minuten een ziekenauto en iedereen stond klaar voor ons. Ook toen ons Pap doodging, met al dat geregel met de begrafenis. Dat was fijne hulp.” Annemarie pauzeert even en vervolgt: Eigenlijk … ja eigenlijk, als ik het zo denk dan zou ik ook zo’n blauw zwaailicht hier op mijn dak moeten hebben, dat pas uitgaat als al mijn zorgen over zijn.”
Ik dronk mijn koffie op en mijmerde: “Ja, Een blauw zwaailicht net zo lang totdat alle zorgen over zijn.”
Ralf Embrechts MOM
Column voorgelezen op congres Armoedebestrijding en lokale samenwerking:
Naar een armoedevrij Brabant Armoedebestrijding op 10 februari 2010 in Eindhoven