Ruzie achter de voordeur
In de ontwikkeling van het wijkgericht werken is het belangrijk dat werkers in de wijk elkaar kennen, elkaar snel kunnen vinden en weten wat een ieder in petto heeft.
Kortom gsm-nummers in elkaars telefoon en snel schakelen, dat is het adagium aan het wijkfront.
Om de onderlinge ontmoeting tussen de wijkwerkers ietwat te stimuleren, is er in de ene wijk een gezamenlijk wekelijkse lunch, in de andere wijk een gezamenlijk spreekuur of een gezamenlijke voorlichting. Stuk voor stuk initiatieven met als doel korte onderlinge lijnen en snel en adequaat handelen en oplossen bij problemen van wijkbewoners. Da’s stap 1.
Inmiddels weet iedere werker hoe je achter de voordeur komt. Daar is in projectenland al heel veel op gehamerd. Zoveel zelfs dat je bijna struikelde over het ene na het andere “Achter de voordeur-project”. We hebben praktische werkwijzen geleerd om bij een bewoner binnen te komen en als signaleur oog en oor te hebben voor vaak verborgen problematieken. Da’s stap 2.
Uiteindelijk willen we bereiken dat de werkers naar de hulpvragende bewoners samen optrekken, niet allemaal los van elkaar maar in goede en werkbare afstemming, onder enige vorm van regie. Na het opsporen nu het oplossen. Da’s stap 3.
Iedereen gruwelt van de voorbeelden waar tig hulp- of dienstverleners in één gezin bezig zijn, maar niemand doorpakt naar een oplossing. Totdat er iets heel ergs gebeurt…
Op weg naar een goede onderlinge afstemming, bespraken we onlangs in het buurthuis bij een gezamenlijke lunch een casus om te kijken wie er van onze wijkse ‘frontsoldaten’ wel en wie er geen rol zou hebben in het hulpbehoevend gezin met maximale multi-problematiek. Een voorbeeld zo uit de dagelijkse werkelijkheid gegrepen.
Ouderwets denken is dat iedereen zijn of haar ding doet en in no-time heb je de weer een reeks van verschillende hulp- en dienstverleners, waarbij de bewoners door de bomen het spreekwoordelijk bos niet meer zien, laat staan dat hun lot iets verbetert.
Aldus geschiede:
In de casus hadden de bewoners last van van alles en nog wat. Iedere werker bood in opperste dienstbaarheid gelijk zijn dienst en hulp aan achter de inmiddels welbekende voordeur. Opgeteld zouden er zeven organisaties achter de voordeur stormen om de klant te helpen. Zeven goedwillende hulp- en dienstverleners met elk een exclusief puzzelstukje van de oplossing. Zeven keer achter de voordeur! Zeven keer intake … zeven keer …
Totdat vragen gesteld werden:
Is dit nou echt de bedoeling?
Kan dit niet wat minder?
Wie hoort er nu echt thuis in dat gezin?
Kunnen we elkaar niet juist versterken door dienstbaar te zijn aan elkaar?
Kunnen we elkaar niet versterken door de meest noodzakelijk frontsoldaat genoeg bewegingsruimte te geven en te gunnen dat dit werk het meeste resultaat oplevert?
Duwen we elkaar opzij in onze drive om maar achter die voordeur te zijn, om maar outreachend te kunnen, willen, moeten zijn?
Is samenwerken juist niet dienstbaar zijn aan elkaar, gepast even een stapje opzij doen en ervoor zorgen dat je collega-frontsoldaat uitstekend zijn of haar werk kan doen? Mogelijk met jouw hulp of dienst op de achterhand? In de broekzak?
Gelukkig was het nog lang onrustig in het buurthuis. De discussie laaide flink op toen inzichtelijk werd dat zeven organisaties stonden te trappelen om hun ding te doen; elkaar beconcurreerden in dienstbaarheid; elkaar overtuigden van hun eigense gelijk.
Liever nu hier in het buurthuis, dan in de dagelijkse praktijk van morgen. Deze opzienbarende en confronterende lunch fungeert nu als ijkpunt om het voortaan anders te doen. Weet je nog …
Denk na, voordat je een volgende stap achter de voordeur zet!
Ralf Embrechts ~ MOM